Nederlandse vrijwilligster uit Haiti aan het woord
Door: webmaster
Blijf op de hoogte en volg Mireille
03 Februari 2010 | Nederland, Heerlen
Weeskinderen
Ik zag de lange rijen voor de voedseluitdeling. Mannen, vrouwen en kinderen die urenlang wachtten in de brandende zon. Rustig. Berustend misschien. Maar de humor stierf nooit: ‘Ik ga maar eens terug naar mijn villa’, grijnsde die vrouw in het tentenkamp, toen bleek dat het voedsel ook vandaag niet kwam. Heupwiegend liep ze terug naar het zeiltje waaronder haar eigen kinderen zaten. En ook de 3 kinderen van haar omgekomen buren. Ze trok ze allemaal tegen haar zwarte borsten, suste, lachte, en toen luisterden ze allemaal naar het zingen van de man in de tent ernaast.
Schaduw
Ik zag een tankwagen met water, en de onafzienbare slang mensen met bakjes en emmers ervoor. Alweer stonden de mensen in de blakende zon. Aan het begin van de rij, waar het water de bakjes in ging, werd wat geschreeuwd, geduwd en getrokken.
‘Waarom zetten jullie die mensen in de brandende zon en niet in de schaduw?’ vroeg ik de hulpverleners. Zelfs een getrainde woestijnkameel zou gek worden in zo’n hete rij, bedacht ik. Maar de hulpverleners begrepen het niet. Verbaasd keken ze me aan. Toen zag ik: alle schaduw werd ingenomen door hun eigen geparkeerde pickups en 4 by 4’s.
Gevaarlijk’
Natuurlijk hebben wij nog geen fractie gezien van wat er op Haïti te zien is. Misschien is het toeval, of is onze ploeg op de ‘verkeerde’ plekken geweest. Maar nooit, helemaal nooit in de afgelopen 10 dagen hebben we boze, plunderende, of ‘gevaarlijke’ mensen gezien. Nooit hebben we ons bedreigd gevoeld. Ook niet in het ‘gevaarlijke’ Cité Soleil.
In haar artikel ‘Help: arme sloebers!’ heeft de journalist Linda Polman het over de angst en krampachtigheid waarmee op Haïti hulp wordt verleend. Ik denk dat Polman gelijk heeft.
Zelfrespect
Wij zagen geen ‘arme sloebers’. Wij zagen vrouwen die weer krulspelden inzetten. Meisjes die elkaars haren vlochten. We hoorden hun kokette lachjes als cameraman Dolph ze fotografeerde. We zagen zelfrespect. De marktjes: vrouwen die 3 uien en een aardappel verkochten. Mensen die zelfs tussen de varkens van de kapotte haven een handeltje opzetten. Ze hielden hun hand niet op. Niet die roetzwarte houtskoolboer. En ook niet die man met zijn trotse plant op zijn hoofd. Als een wandelende ananas liep hij de hele stad om –Joost mag weten waar- zijn vracht te bezorgen.
Bedelaar
De enige die bedelaar ik ben tegengekomen was rijk. De blanke eigenaar van het huisje waarin we zaten. Hij had een auto en woonde in een grote villa die niet was geraakt. Voor veel te veel geld mochten wij in één van zijn kleine huurhuisjes. Elke ochtend, middag en avond kwam hij zuigend binnen. Handje contantje geld ophalen. Zeuren dat het niet genoeg was. Jammeren dat ie zulke kosten maakte. Voor de generator (die het meestal niet deed). Voor de internetverbinding (die er niet was). Pas na dagen leverde hij ons een emmer en dweil, zodat we de grond waarop we sliepen schoon konden maken.....
Dát vond ik een beetje enge bedelaar.
Met dank voor dit ooggetuige verhaal van: Marjon van Royen.
-
05 Februari 2010 - 22:10
Liane:
Ontroerend stuk, he? Deed mij in elk geval wel erg veel. Net als dat stuk "Help: arme sloebers!" geschreven door Linda Polman, waar Marjon naar verwijst.
Jammer dat Haiti weer zo naar de achtergrond verdwijnt.
Gelukkig leeft het bij ons adoptie-ouders en de mensen om ons heen ook nog wel, merk ik.
Ben weer bij met lezen ove de avonturen van en met Georgens; knap dat jij zo redelijk vaak blogt! Ga zo door; ik geniet ervan!
Lieve groetjes, Liane (& 't spul)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley